Bij de kachel

die eergisteren langzaam is uitgedoofd. De carburateur is verstopt.
De tijd van ontstoppen, door er een klap op te geven is, voorbij. De zaak moet uit elkaar.
"Mijn beste vriend", zo sprak ik deze kachel in voorbije winters aan. Maar niet in dit stookseizoen.
Op het bakje water, dat hier naast mij staat, ligt nog geen ijs. Dankzij de sneeuw misschien, die de vrieskou maar ook het daglicht tegenhoudt. Zelfs de zijraampjes van de roef zitten ermee volgeplakt.
De carburateur is er nu af. Het blijkt dat de toevoerleiding die uit de machinekamer komt ook bijna verstopt is. De olie druppelt, waar een straaltje moet lopen. Ligt waarchijnlijk aan het oliefilter. De machinekamer- de laatste plek waar ik wil zijn. Ik kan niet binnendoor daarheen. En buiten zit alles dicht met sneeuw.
Ja, ik ben zielig.
Uit behoefte aan iets opbeurends heb ik boven in het stuurhuis de radio hard aangezet. En daar komt nu zo'n dreunende symfonie uit. "Dat is onweer", zei de muziekmeester destijds. Ja, het onweerde veel, in de negentiende eeuw, vooral op componisten. Erger is dat ik iets anders hoor: kanongebulder. Ik zie een afdeling cavalerie, die schuimbekkend sterft. Een generaal- dat pikkie, dat de olietoevoer regelt, zit naar achteren, niet vergeten- een generaal die, zeker van zijn overwinning, een pot viagra slikt om zich met acht marketensters terug te trekken in een bomkrater. Ai, schroefje laten vallen! Oorlog was een populair tijdverdrijf, in de kringen die niet het kanonnenvlees leverden. En die wel naar concerten gingen.
Het blijft een populair tijdverdrijf. Maar daar hebben we nu games voor.
Mijn handen worden te koud. Doen het niet meer. Ik moet ophouden.

Het filter, gewassen in een emmer diesel, laat nog steeds niet door. Had ik ook al jaren geleden moeten vervangen. Maar ze waren toen al moeilijk te krijgen, die filterelementen.
Bellen. En weer handen warmen.
De filterspecialist, die hoofdzakelijk in zijn auto woont, heeft het ook niet best. Hij staat ingesneeuwd.
De stank van diesel verspreidt zich langzamerhand over het hele schip. Het zit in mijn mouwen. Aan vier paar handschoenen. Aan de knieen. De vingers zijn ermee doordrenkt. Buurman zegt dat diesel goed is tegen reuma. Ik geef de voorkeur aan wrijven met brandnetels. En warmte, warmte!
De carburateur zit weer op z'n plek, schoon, bijna operatiekamerschoon. Er zat een laag drab in. Techniek is dan weer goor als een varken, en moet dan weer schoon zijn als een prinsesje met smetvrees. Ik had dat pikkie van de olietoevoer toch verkeerd om gemonteerd. Komt door die symfonie. Maar nu zit alles goed. Dit deel doet het.
De filterspecialist is thuis geweest. Heeft de boeken ingezien. Het element kan besteld worden.
Ik heb een bypass gemaakt in de machinekamer. Emmer eronder, want het lekt.
En dan is er vuur!

Na kerstmis komt de filterspecialist- hij moest toch hierlangs- met het filterelement. Het past niet. De arme man stort helemaal in. Maar omdat het te klein is zie ik mogelijkheden.
Binnenbandrubber- kan dat tegen diesel?
De vraag hoeft niet beantwoord te worden: met de afdichtringen van het oude filter past het precies. Zo warm word ik daarvan dat ik het bijna leuk vind in het grafhok de machinekamer.

De kachel brandt als vanouds. De leidingen zijn door het los- en vastdraaien niet eens gaan lekken! De dieselstank begint te verdunnen.
Maar ik lijd nog aan de angst dat er zich druppeltjes condens hebben gevormd in de onderdelen die ik heb moeten doorblazen; en dat die druppeltjes nu op weg zijn om de zaak opnieuw te verstoppen.
Die angst wordt dagelijks minder.
Ja, de vertrouwensbreuk die er tussen mij en mijn kachel was onstaan begint te helen.
Ik spreek hem nu aan met liefie en lekker ding. Zo verdiept een relatie zich: in voor- en tegenspoed.